Eén zwaluw brengt nog geen zomer, aldus het gezegde. Maar bij ons zijn ondertussen zoveel zwaluwen gearriveerd dat het allang zomer had moeten zijn. Ze kwamen deze keer ook wel met erg veel tegelijk. Beide gevels van ons huis worden al jarenlang gebruikt door huiszwaluwen als huisvesting. Soms met een enkel nest maar ook wel met meer nesten tegelijk. Het hoogste aantal is ooit eens vijf geweest. Maar omdat de gevels in 2015 in de verf zijn gezet moesten we toen de nesten even verwijderen. Geen probleem want vorige voorjaar werd er weer druk gebouwd en bleek een nest aan beide gevels voldoende huisvesting te bieden. Maar blijkbaar zijn de broedresultaten erg goed geweest want ze kwamen dit voorjaar in ‘groten getale’ terug. Ook hebben ze wellicht de trek naar en van Afrika goed overleefd want we telden zeker 40 tot 45 vogels rond ons huis.
Nu weten we allemaal dat de huizenmarkt momenteel krap is maar het ging er bij ons af en toe wel hard aan toe. Het leek wel dat er gevochten werd voor een nieuwbouwplekje. Maar al met al heeft al dat gedoe er toe geleid dat alleen aan de noordgevel een nest is bijgebouwd. Daar hebben we nu dus een dubbele woning onder één kap. Aan de zuidzijde is het nog steeds niet gelukt om een tweede nest erbij te bouwen. Pogingen daartoe volop, maar het resultaat is dat er slechts een klein randje klei of modder tegen de muur zit. Daarover ontstonden ook voortdurend flinke ruzies. De winnaar is echter een slechte bouwer want het lukt hem of haar niet om het nest af te bouwen en het meeste zand komt op onze vensterbank terecht. Maar dit alles even terzijde.
Met zoveel zwaluwen mocht je toch wel een mooi voorjaar verwachten. Op een aantal warme dagen na is dat niet echt gelukt. Maar misschien brengen al deze zwaluwen ons nog wel een mooie zomer want die moet, wanneer ik dit schrijf, nog beginnen.
Voor je gevoel en in je herinneringen waren de zomers vroeger altijd mooi. Dat zal beslist niet het geval zijn geweest. Maar de mooie en zonnige dagen van die zomers zijn in je gedachten blijven hangen. Toen we de afgelopen week op een mooie warme dag door de ‘miëdes’ fietsten en hier en daar wat trekkers bezig zagen, moest ik toch wel terugdenken aan de zomers van vroeger. Het land vol met boeren die bezig waren met het binnenhalen van het hooi. Wat was het druk en iedereen die mee kon helpen of wilde helpen was op het land bezig. Maar wat ik op dat moment nog het meest miste was de zang van de ‘luurkjes’ (veldleeuweriken). Ze zijn er bijna niet meer. Bij een ‘echte’ zomer hoort immers de uitbundige zang van het hoog in de lucht ‘staande’ mannetje. In de ‘miëdes’ hoor je ze niet meer, ze zijn verdwenen.
Thuis gekomen zoek ik op internet naar gegevens over de veldleeuwerik. Van wat je leest word je niet vrolijk: ‘De uitbundig klinkende zang van de veldleeuwerik kan op mooie dagen in het voorjaar van grote hoogte gehoord worden. De mannetjes maken spectaculaire zangvluchten. Eerst klimmen ze tot een hoogte van soms meer dan honderd meter, waarna ze luid zingend omlaag vliegen om in de buurt bij het vrouwtje te landen. Helaas gaat het zeer slecht met de veldleeuwerik. Sinds 1960 namen de aantallen met 95% af. Daarmee is deze soort een van de grootste slachtoffers van de intensieve landbouw en verruiging van de duinen. Begin jaren zeventig was de veldleeuwerik nog een algemene vogel van het boerenland. In de jaren ’73-’77 werd het aantal broedparen geschat op 500.000 tot 750.000. In de jaren daarna zijn de aantallen achteruit gekelderd met zo’n 95%. De laatste tien jaar stabiliseert de soort zich als broedvogel op dat lage niveau.’
Wanneer ik dit lees dringt het tot me door dat die zomers van vroeger waarschijnlijk nooit meer terug zullen komen. Ouderen zullen zich het boek van M. Renes-Boldingh herinneren met de titel: ‘En nog zingt de leeuwerik’, geschreven in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Helaas is het een eiland geworden waar de leeuwerik bijna niet meer zingt!
Jan J. de Vries