‘Goh’, zegt buurvrouw, ‘weet je dat ik tegenwoordig vaak aan mijn moeder moet denken. Ik ben nu net zo oud als zij was toen ze overleed’. ‘Jij dus ook’, antwoord ik, ‘weet je dat ik hetzelfde heb met mijn vader. Ik ben nu net een maandje ouder dan hij is geworden en ik heb inderdaad ook het gevoel dat ik veel meer aan hem heb gedacht het afgelopen jaar, dan al die jaren daarvoor.’
En zo raken we die morgen verzeild in de jaren dat haar moeder en mijn vader nog leefden. Mijn vader overleed in 1974 onverwacht, al sukkelde hij wel wat met zijn gezondheid de laatste jaren voor zijn dood. Maar ik was toen 28 jaar oud, getrouwd en onze beide oudste kinderen waren net geboren. Druk met van alles, gezin, werk, sport en verenigingsleven. Pa genoot van zijn beide kleinzoons maar hij mocht ze helaas niet zien opgroeien.
Pa en Moeke, zoals wij ze noemden, woonden toen in het witte huisje aan de Tussen Dijken. Pa had een grote groentetuin en hij was een liefhebber dus dat kwam mooi uit. Na onze komst op het eiland vanuit Landsmeer in 1956 hadden we eerst enkele jaren ingewoond bij Opa Visser en zoon Leendert. Het huis aan de Oosterlaan was oud en we sliepen met het hele gezin in een alkoof. Een jaar of drie later kochten mijn ouders het huisje aan de Tussen Dijken voor een bedrag van 3.200 gulden van de gemeente Ameland. En ik heb inderdaad het afgelopen jaar veel nagedacht over het leven van mijn vader. En dan merk je dat je veel te weinig weet. Ik vermoed dat dit veel mensen is en zal overkomen.
Mijn vader heeft beslist niet een gemakkelijk leven gehad. Hij werd in 1903 geboren in Hollum en ging daar zes jaar naar de lagere school. Op zijn twaalfde ging hij als boerenknechtje werken in Ballum bij de toen 28-jarige Dirk Ruijgh die enkele jaren daarvoor getrouwd was. Hij moet daar een fijne tijd hebben gehad. Thuis was het bittere armoede en hier was volop brood en beleg. Hij bracht op zondag de verdiende rijksdaalder bij zijn moeder in Hollum en liep ’s avonds weer terug naar Ballum. Dit alles speelde zich af terwijl de Eerste Wereldoorlog aan de gang was. Op zijn zestiende ging hij, zoals veel eilander jongens naar zee.
Net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wist hij af te monsteren en thuis te komen. Zo bracht hij deze tijd op het eiland door, hier en daar werkend en zeker ook voor de Duitsers waardoor de meeste eilanders de ‘Arbeidseinsatz’ in de Duitse oorlogsindustrie bespaart bleef.
Na de bevrijding trokken wij zoals veel eilanders naar Amsterdam en omgeving. Daar was immers volop werk in de wederopbouw van ons land. En zo groeiden mijn drie zussen en ik op in Landsmeer. Winkelend bij C&A in de Kalverstraat en op zondagen dikwijls op bezoek bij familie en vrienden in Amsterdam en in Tuindorp Oostzaan.
In 1956 keerden we terug naar het eiland, vrijwel zeker alleen omdat onze vader dit graag wilde. Hij vond het werk in ploegendiensten op de werven van NDSM niet leuk en de stad te druk! Als arbeider op het eiland pakte hij alles aan wat mogelijk was en gemakkelijk was het vaak niet.
Maar wat had ik graag veel meer willen weten van zijn leven als jongetje op Ameland, zijn schooltijd, over zijn tijd in Ballum, zijn leven als zeeman, het leven tijdens de oorlog op Ameland en het wonen en werken in Landsmeer.
Niet alleen had ik veel meer willen vragen maar hem ook willen zeggen. Ik had willen zeggen dat ik het zondags heerlijk vond om bij hem voor op de fiets te zitten en dan, zittend aan de oever van het Noord-Hollandskanaal, te kijken naar de voorbijvarende bootjes. Hoe fijn het was om met elkaar met de bus en de pont naar de stad te gaan en daar bij Ruteck een ijsje te eten. Dat de reizen van en naar Ameland en Landsmeer voor mij onvergetelijk mooi waren.
Of hij nog wist dat wij op de nachtboot naar Lemmer geen tomatensoep lusten en hij bijna al die soep in zijn eentje moest opeten. Ik had hem gewoon willen zeggen dat hij voor mij een fijne vader is geweest.
Werkend vanaf zijn twaalfde tot zijn vijfenzestigste mocht hij helaas maar zes jaar genieten van zijn pensioen. Je beseft nu dat je te weinig hebt gevraagd en vooral ook te weinig hebt gezegd. Maar ook dat een leven zomaar voorbij is.
Jan J. de Vries