Het was nu niet direct een opvallende man. Maar wel was hij fors en oogde breed zoals hij daar aan die grote tafel in de wachtkamer zat. Hij las de krant en zat blijkbaar al een tijdje te wachten. Dat was te zien aan de twee lege koffiebekertjes die voor hem op tafel stonden. Ik was daar voor controle en hoewel er altijd veel mensen in de vrij grote wachtruimte zitten werd me al snel duidelijk dat hij blijkbaar nog niet was opgeroepen. En aan de koffiebekertjes te zien zat hij er toch zeker al enige tijd. Over de krant heen keek hij af en toe even in het rond. Verder had hij geen contact met de andere personen in de wachtruimte.
Het is er altijd een komen en gaan. Omdat er op verschillende plekken onderzoeken worden gedaan verplaatsen de wachtenden zich van de ene hoek naar de andere hoek van de ruimte. Dikwijls kom je daardoor op minstens in twee maar ook wel in drie of vier hoeken terecht. Afhankelijk van wat ze allemaal van je kwaal willen weten zit je dan hier en dan weer daar.
Toen ik na een uur ook de grote tafel in de wachtkamer had bereikt zat ik opeens tegenover de zwijgende en nog steeds de krant lezende man. Hij nam mij even op toen ik ging zitten maar verdiepte zich direct weer in zijn krant. Af en toe slaakte hij een diepe zucht.
‘Mijnheer Tamminga’, riep een arts. Even verderop ging er iemand staan en liep naar de spreekkamer van de wachtende arts. Ook onze grote vriend rees eventjes moeizaam overeind. Hij keek me aan, zag de andere man op de dokter aflopen en zette zich zuchtend weer neer. ‘Ik dacht dat hij Kamminga zei’, zo zijn overeind komen verklarend tegenover mij. Even dacht ik eraan hem te vragen of hij een Kamminga met een ‘K’ of een ‘C’ was. Kon ook nog zonder een ‘h’ of met ‘h’ zijn. Bij de naam Kamminga denk je immers al snel aan de heren die ooit ons eiland in bezit hadden. Maar je merkte vrijwel direct dat hij geen enkele behoefte had om een gesprek met je te beginnen. Zijn houding was daarvoor te afwerend en dus hield ik me wijselijk stil.
Omdat ik nog wel even moest wachten haalde ik ook een gratis bekertje koffie uit de automaat. Toen ik de koffie op had en op mijn horloge keek zag ik dat ik nog zeker een half uur moest wachten voordat ik zou worden opgeroepen. En daarom verliet ik voor even de wachtruimte om me wat te vertreden. Ik liep wat rond langs de winkeltjes die je tegenwoordig in een ziekenhuis nu eenmaal hebt. Je verbaast je altijd weer over de drukte in een ziekenhuis. Het lijkt wel of de halve stad of de halve provincie een afspraak in het ziekenhuis heeft die dag. Dat is natuurlijk niet zo. Maar wanneer je nagaat dat een ziekenhuis 260 dagen in het jaar open is dan zullen toch in een jaar heel wat mensen een bezoekje brengen. En dan nog te bedenken dat er heel veel ziekenhuizen in ons land zijn.
Toen ik terugkwam in de wachtkamer was mijn stoel aan de grote tafel nog beschikbaar. De grote man was inmiddels in een diepe slaap gevallen. Na enige tijd hoorde ik mijn naam. Nu wacht ik altijd even want de ervaring heeft mij geleerd dat wanneer mijn achternaam wordt genoemd er dikwijls nog andere personen opstaan. Dat was nu eens niet het geval. Na het gesprekje met de arts keerde ik terug in de wachtkamer. De man sliep nog steeds.
Zou hij echt Kamminga heten vroeg ik me af. Of was het opstaan alleen maar om de indruk te wekken dat hij daadwerkelijk een afspraak had. Niemand had hem immers opgeroepen in al die tijd die ik in de wachtkamer had doorgebracht. De krant lag nog steeds voor hem met daarnaast de twee lege koffiebekertjes.
Toen ik later naar huis reed stelde ik me voor dat deze man misschien wel heel regelmatig het ziekenhuis bezoekt. Gewoon een aantal uren doorbrengt in een warme wachtkamer van het ziekenhuis. Lekker met de krant en gratis warme (en ook nog lekkere) koffie. Er zijn veel verschillende wachtruimtes in een ziekenhuis. Wanneer je wat handig bent val je niet op. Bovendien is het aantal dames achter de balie al sterk verminderd door de automatisering en zijn ze meestal in deeltijd werkzaam.
Misschien is het wel zijn vaste loopje, de wandeling naar en van het ziekenhuis. Koffie, krantje, even een slaapje en dan weer op huis aan. Wellicht woont hij alleen, gescheiden of weduwnaar. Kinderen en kleinkinderen, zo ze er al zijn, wonen op grote afstand. Wanneer je wat eenzaam bent is een volle wachtruimte niet ongezellig. Helemaal wanneer je niets mankeert. En tenslotte is er ook nog een tweede ziekenhuis in deze stad! De volgende keer gaat hij waarschijnlijk staan wanneer de naam ‘De Vries’ wordt genoemd. Vrijwel zeker dat er nog iemand op staat!
Jan J. de Vries