‘Nooit gedacht’, zegt buurvrouw, ‘dat iemand gelukkig kan worden van een kabinet. Maar het blijkt echt waar te zijn. Laatst schreef een VVD-raadslid uit onze provincie dat het kabinet Rutte hem gelukkig maakt. Och, arme man, dacht ik. Hoe kun je in hemelsnaam gelukkig worden van een kabinet?’.
‘Ik ben nog nooit gelukkig geworden door welk kabinet dan ook’, zegt Watze, ‘trouwens wat wist je vroeger van het kabinet. Er was een regering en die zat in Den Haag. Het maakte niks uit wat voor regering er was maar er waren altijd mensen die mopperden over de regering. We hadden alleen de Dockumer Courant en daar hield het mee op. Och, ja, we hadden ook nog distributieradio. Zo’n bakelieten knop met een luidspreker waarmee je een stuk of drie zenders kon ontvangen. Later heette het de draadomroep. Maar gelukkig van een kabinet? Nee, eerlijk gezegd heb ik daar ook nog nooit over nagedacht. Zou iemand daar echt gelukkig van kunnen worden?’
Tot 1848 kon in ons land niemand, behalve de koning, gelukkig worden van een kabinet. De koning had tot die tijd vrijwel alle macht en riep zo af en toe zijn dienaren (ministers) bijeen voor een vergadering. Die werd dan gehouden in een klein vertrek dat ‘kabinet’ werd genoemd. Maar in 1848 kregen we de Grondwet en daarin werden voor het eerst de ministerraad en de regering genoemd. Het woord ‘kabinet’ komt niet in de wet voor maar is dus een overblijfsel uit de tijd dat de koning vrijwel alle macht bezat. Vanaf 1888 werden er vierjaarlijkse verkiezingen gehouden en ontstonden er voor het eerst ‘kabinetten’.
‘Ik wist vroeger niet beter dan dat het kabinet bij mijn opa en oma in de kamer stond’, zegt Watze. ‘Dat was ten minste een kabinet. Zo’n prachtige glimmende kast in de kamer van mijn opa en oma, daar werd ik gelukkig van. Nooit gedacht dat een kabinet ook iets anders zou kunnen zijn dan die kast van opa en oma.’
‘Verhip’, gaat Watze verder, ‘Nooitgedacht, is dat ook niet dat dorpje in Drenthe waar de Hof van Saksen staat. Die boeren hebben ook nooit gedacht dat het zo slecht zou aflopen. Hebben ze hun spaarcenten op advies van de LTO in een vakantiepark belegd en krijgen ze misschien maar 15% van hun inleg terug! Weg geld, het lijkt Griekenland wel.’
‘Nooitgedacht’, gekke naam eigenlijk voor een dorp. Maar het gebied ten zuiden van Rolde bestond vroeger uit moeras en heidevelden. Ze hadden nooit gedacht dat daar mensen zouden gaan wonen. Maar ja, toen de grond werd ontgonnen vestigden zich daar de eerste boeren. Uiteindelijk verdwenen ze voor de aanleg van een vakantiepark waarmee later weer andere boeren hun geld zouden verliezen. Het kan raar lopen.
‘Nooit gedacht’, zegt buurvrouw, ‘dat je geld nergens meer veilig is. Met de banken ging het mis en IJsland was helemaal een slecht idee. Daarna ging het mis met Ierland, daarna Griekenland en volgden Spanje, Portugal en Italië. Pensioenfondsen die verkeerd beleggen, woekerpolissen, het houdt maar niet op. Nu is de LTO ook al niet meer betrouwbaar. Waar moet je in hemelsnaam met je geld heen.’
‘In een kabinet’, zeg ik, ‘net als vroeger. Gewoon je geld in het kabinet bewaren. Achter de lakens, handdoeken en ondergoed. Kijk, dat zou een mens gelukkig maken. Zo’n mooi kabinet in de kamer met daarin een flink spaarpotje.’
‘Moet je wel voor dat kabinet een stoel neerzetten’, zegt buurvrouw. ‘Waar dat voor?’, vraagt Watze. ‘Om in te zitten natuurlijk’, antwoordt buurvrouw, ‘voor je het weet halen ze je kabinet leeg en ben je alles kwijt.’
‘Nooit gedacht’, zucht ik, ‘dat je geld nergens meer veilig zou zijn. Zelfs niet in je eigen kabinet! Wat was geluk toch vroeger heel gewoon.’
Jan J. de Vries