Er loopt een mier over mijn schoen en met een lichte voetbeweging komt ze op de stenen van het terras terecht. De mier begint onmiddellijk te rennen tussen haar soortgenoten. ‘Moet je eens kijken’, zeg ik, ‘wat zijn ze druk!’ En inderdaad, op de door de zon heet geworden straat, is een druk verkeer van mieren. Er lijkt in eerste instantie geen systeem in te zitten. Ze lopen alleen erg hard heen en weer.
‘Misschien is het ze te heet onder de voetjes’, zegt Watze, ‘lopen ze zo hard om hun pootjes niet te verbranden op de in de zon heet geworden klinkers’. ‘Welnee’, reageert buurvrouw, ‘mieren lopen altijd hard, blijkbaar kunnen ze niet anders. Het moet ook wel, willen ze een flinke afstand afleggen met die kleine pootjes’.
En zo krijgen opeens de vele mieren op het terras onze aandacht. Wanneer we goed kijken zien we dat het heen en weer geloop niet voor niets is. Er zit een bepaald systeem in. Onder de straatklinkers hebben ze blijkbaar hun verblijf. Vandaar uit lopen ze richting tuin. Daar verdwijnen ze korte tijd in de beplanting. En op een gegeven moment komen ze terug. Het is dan even zoeken naar de juiste ingang. Soms zijn ze verkeerd en keren haastig op hun schreden terug. Fout! Na wat gezoek verdwijnen ze toch ergens onder de grond. Hoe vaak ze dit herhalen op een dag kun je niet waarnemen want ze lijken allemaal op elkaar. Je zou ze verschillende kleurtjes moeten geven om daar achter te komen. Maar druk, druk! Oh, wat zijn ze druk!
Mieren hebben verschillende taken, zoals voedsel halen, verzorging van poppen en verdediging van de kolonie. Ze zijn daarvoor ook verschillend toegerust en leven in een kolonie verdeeld over misschien wel twintig nesten. De werkstermieren zoeken voedsel dat in het nest wordt gebracht, daar wordt het fijngemalen en vervolgens opgeslagen als bladermoes. De schimmel die hieruit ontstaat, is het voedsel. De werkstermieren werken het hardst en leven het kortst. In de zomer vliegen mannetjes en vrouwtjes, geboren met vleugels, massaal uit. Ze paren in de lucht en gaan op zoek naar een nieuwe plek om daar een nieuwe kolonie te vestigen. Het is een wereld op zich zo’n kolonie. Met zelfs een heuse koningin, net als wij.
‘Het zijn net mensen.’, verzucht buurvrouw, ‘Ze hollen en vliegen maar heen en weer om steeds weer thuis te komen.’
‘Ja’, zegt Watze, ‘en ook bij ons leven mensen die lang en hard moeten werken over het algemeen het kortst. En dan moeten ze straks nog langer werken. Maar mieren hebben niets te kiezen en wij wel’.
Ja, de verkiezingen zijn geweest. Het Nederlandse volk heeft gekozen en de uitslag is bekend. Er zijn winnaars en verliezers? Het is deze keer wel belangrijk want waar wordt het geld voor het oplossen van de tekorten vandaan gehaald? Wie betaalt uiteindelijk het gelag?
De debatten op radio en televisie zijn geweest. Daar luisteren of kijken volgens mij vooral mensen naar die al een keuze hebben gemaakt. Voor hen zijn verkiezingen een soort Nederlands kampioenschap. Ze hopen dat hun lijsttrekker wint. Om dat te beoordelen worden zelfs zogenaamde deskundigen ingeschakeld en enquêtes gehouden. Het debat, de houding van de lijsttrekkers, de scherpte van hun vragen worden beoordeeld. Het gaat niet om de inhoud van de antwoorden maar wie is de beste debater!
Wie kan zijn tegenstander het beste voor schut zetten, wie kan snel een lastige vraag omzeilen met een wedervraag. De kieswijzer? Daar word je als kiezer niet veel wijzer van. De vragen zijn bijzonder suggestief en je kunt de vragen zo beantwoorden dat je vooraf de uitslag weet.
En we weten allemaal dat we de klos zijn met al die handige jongens. Dat heeft de afgelopen periode ons wel geleerd! Hopelijk is er deze keer een minder handige jongen of meisje gekozen. En wie weet krijgen we een gewone hard werkende mier als premier!
‘Ben wel een beetje benieuwd hoe het nu verder gaat’, zeg ik, nadat onze discussies over de kieswijzer, debatten en handige jongens is beëindigd. ‘Ach’, zucht buurvrouw, ‘er zal wel opnieuw weinig veranderen. Er is immers geen partij die een programma kan waar maken. In ons landje is het altijd compromissen sluiten. En dan maar weer pappen en nathouden, meer zal het niet worden. En wie het gelag betaalt? Juist, de kleine man. Die is altijd de klos. Niet omdat de grote jongens niet aangepakt kunnen worden, maar gewoon omdat dit te weinig oplevert. Vele kleintjes maken één grote. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven’.
‘Net mieren’, zegt Watze, ‘Misschien hopen zij ook wel op een verandering als ze uitvliegen naar een nieuwe kolonie. Maar het is gewoon weer opnieuw beginnen en alles blijft hetzelfde!’ ‘Ja’, antwoordt buurvrouw, ‘haal morgen maar een lokdoosje dan verandert hier tenminste wel wat’. ‘Zo gaat het nu altijd’, zegt Watze, ‘zie je wel, het gewone volk is weer de klos’.
Jan J. de Vries